De doctorandusfabriek

DOOR MAARTEN VAN ROSSEM
Nederlandse studenten zijn trots als ze met minimale inspanning een zesje halen. En ze komen er massaal mee weg: niet alleen aan het hbo, maar ook aan de universiteit.
Uit Maarten! 2012-4
De laatste jaren was er sprake van aanhoudende schandalen bij hbo-opleidingen overal in den lande. Het onderwijs was inhoudsloos en diploma’s werden uitgereikt, ook als dat beter niet had kunnen gebeuren. De universiteiten zijn buiten schot gebleven, maar de vraag is of dat terecht is. Hoe staat het eigenlijk met het universitair onderwijs? Voldoet dat wel aan de academische norm?
De observaties hieronder betreffen in het bijzonder de geschiedenisstudie, omdat ik daar nu eenmaal een werkend mensenleven bij betrokken ben geweest. Ik vermoed echter op redelijk goede gronden dat het bij veel alfa- en gammastudies niet zo heel anders toegaat.
Laat ik beginnen met een korte schets van mijn eigen ervaringen als student. Nadat ik eerst enkele maanden farmacie had gestudeerd, begon ik in het voorjaar van 1963 met de studie geschiedenis in Utrecht. Dat draaide binnen enkele weken uit op een teleurstelling, zozeer zelfs dat ik kortstondig heb overwogen politicologie in Amsterdam te gaan studeren. Ik vond echter dat ik niet nog eens van studie kon veranderen. De geschiedenishoorcolleges vond ik, op een enkele uitzondering na, niet veel soeps en de twee kleine tentamens die ik in eerste instantie moest doen vond ik zowel belachelijk gemakkelijk als raar. Van werkgroepen was in 1963 nog geen sprake, dus je had als student eigenlijk nauwelijks iets te doen. Dat aspect vond ik wel aantrekkelijk. Ik dacht al snel: dit is het paradijs, ik kan nog jaren doen waar ik zin in heb.

Van een echte intellectuele uitdaging was, tot die scriptie, nooit sprake geweest. Ik vond het gymnasium moeilijker dan de academische studie. Je hoefde bepaald geen genie te zijn om verrassend hoge cijfers te halen. Sinds 1963 is er aan de academische studie veel veranderd, maar mijn constatering dat de opleiding weinig voorstelt als je er zelf niet fors in investeert, is nog even actueel als toen – wellicht zelfs nog actueler, omdat studenten tegenwoordig veel minder lezen dan vroeger.
Tragisch falen
Ergens halverwege de jaren zestig voltrok zich in het studieprogramma een revolutionaire verandering. De studie was niet langer vrijheid-blijheid, waarbij je af en toe eens naar college ging en geheel op eigen kracht besloot tentamen te doen. Dat kwam door de introductie van de werkgroep, een soort gestroomlijnd werkcollege voor beginners. Dat moest de ‘studeerbaarheid’ bevorderen en het hoge percentage studiestakers reduceren. Dat laatste is nooit gelukt; ruim 40 procent van de studenten haalt tegenwoordig de eindstreep niet, net als in de jaren zestig.De werkgroep had verder de bedoeling de studenten actiever bij de studie te betrekken. Op basis van een beperkte portie leeswerk zouden docenten en studenten levendig moeten discussiëren. Een bijzonder sympathiek en lovenswaardig idee, maar er rees in de loop der jaren een groot probleem: er was zelden of nooit sprake van een levendige discussie waardoor de studenten intellectueel geactiveerd werden. Hoofdoorzaak van dat tragische falen was het onveranderlijk onjuiste uitgangspunt van alle onderwijsvernieuwers dat er steeds sprake zal zijn van een optimale situatie, waarbij alle studenten zowel uitgeslapen, goed voorbereid als hartstochtelijk geïnteresseerd in de stof zullen zijn.
De dagelijkse praktijk van het onderwijs, ook van het academische onderwijs, is een geheel andere. Onder normale omstandigheden, en als er niet is g

Zeker, soms zitten er in zo’n werkgroep ijverige, geïnteresseerde studenten, die wel degelijk over de stof willen praten. Dergelijke studenten lopen het enorme risico door hun collega’s als ‘uitslovers’ te worden bestempeld. Het geeft status als je de kantjes ervanaf loopt. Het Nederlandse onderwijs wordt geteisterd door een omgekeerd statussysteem, het zogenoemde zesjessyndroom. Studenten verkondigen: ‘Ik heb er niks aan gedaan’, en laten het trots weten als ze toch wegkomen met een kleine voldoende.
Zo komt er van de beloofde discussies en intensivering van de studie zelden iets terecht. Werkgroepen zijn hoorcolleges waarbij de docent kan blijven zitten. De studenten zijn vooral calculerende burgers, die pas in beweging komen als het tentamen nadert. Dan raakt de meerderheid plots door ijver bevangen: wat moet er precies geweten worden voor dat tentamen?
Vage alfastudies
De docent wordt geacht een enorm aantal ‘proeftentamenvragen’ te behandelen. Een enkeling kijkt nu wel in het handboek, maar velen behelpen zich op de valreep met voddige uittreksels die van jaar op jaar worden doorgegeven. Lukte het toevallig net niet op het tentamen – ach, dan waren er lange tijd nog talloze herkansingen. Aan die herkansingen is bij mijn weten nu wel paal en perk gesteld.Hier treffen we het kernprobleem van de huidige universiteit, voor zover het gaat om talloze meer of minder vage alfastudies. Studenten gaan dergelijke vakken studeren omdat hun ouders graag willen dat ze in ieder geval iets studeren, omdat iedereen die ze kennen iets gaat studeren, of omdat het op de middelbare school gekozen profiel nauwelijks iets anders mogelijk maakt dan die alfa- of gammastudies. Van een uitgesproken eigen, gerichte belangstelling is maar hoogstzelden sprake.
Het Nederlandse onderwijs wordt geteisterd door een omgekeerd statussysteem, het zogenaamde zesjessyndroom
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren