Vrekkerig Nederland isoleert zichzelf
Gepubliceerd op:
Door Bart Stol
In de Europese Unie zit Nederland van oudsher op zijn centen. Europese samenwerking is leuk, maar het mag niet te veel kosten. Lidstaten die in de problemen komen omdat ze niet op de kleintjes letten, hoeven van ons geen compassie te verwachten. Deze Hollandse vrekkigheid heeft een prijs.
Uit Maarten! 2025-4. Bestel losse nummers hier of word abonnee
Brussel, voorjaar 2022. Diplomaten en EU-ambtenaren weten niet wat ze meemaken. Een constructieve opstelling van Néderland? Het is alsof ze water zien branden. Toch is het waar: Minister van Financiën Sigrid Kaag denkt en werkt mee aan een versoepeling van de regels over de schulden en tekorten die eurolanden mogen hebben. Haar bereidheid om samen met begrotingszondaars als Spanje en Italië een oplossing te vinden voor een van de grootste twistappels binnen de unie contrasteert scherp met de hardvochtige en tactloze opstelling die ze van haar voorgangers gewend zijn.
Tijdens de eurocrisis (2009-2015) maakte Jan Kees de Jager zich berucht in Brussel met zijn onnavolgbare lompheid. Trouw aan zijn lijfspreuk ‘I am Dutch so I can be blunt’ legde hij genadeloos de gesel over de Grieken, die jarenlang hadden gesjoemeld met de boeken. Hij eiste dat het armlastige Griekenland draconische bezuinigingen doorvoerde en elke eurocent die het van Nederland moest lenen om bankroet te voorkomen zou terugbetalen, mét rente – al zou het tot 2070 duren. Dat de crisis en de afgedwongen hervormingen veel Grieken aan de bedelstaf brachten, leek de drammerige Hollander niet te deren.
Zijn opvolger Jeroen Dijsselbloem kon er ook wat van. In 2017 hief hij het belerende Hollandse vingertje naar heel Zuid-Europa. De Frankfurter Allgemeine Zeitung vroeg hem in de nasleep van de eurocrisis naar de solidariteit tussen de noordelijke en zuidelijke eurolanden. Dijsselbloem antwoordde: ‘Als sociaaldemocraat vind ik solidariteit heel belangrijk. Maar wie ze vraagt, heeft ook plichten. Ik kan niet mijn hele leven geld uitgeven aan drank en vrouwen om dan bij u mijn hand op te houden.’

Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën probeert het gezellig te houden met zijn Griekse ambtsgenoot Efklidis Cakalotos. Athene, 25 september 2017.
Vrekkige vier
Of het nu gaat over het aanpassen van de strenge Europese begrotingscriteria, financiële steun aan noodlijdende lidstaten of het verhogen van de gemeenschappelijke EU-uitgaven, Den Haag staat steevast op de rem. Nederland is niet het enige land dat de kosten en financiële risico’s van de Europese samenwerking tot een minimum wil beperken. Ook Denemarken, Oostenrijk en Zweden worden tot de zuinige lidstaten gerekend. Maar dankzij het onbehouwen optreden van zijn bewindslieden geldt Nederland als de onbetwiste aanvoerder van de ‘vrekkige vier’ – een twijfelachtige eer.
Kaags ministerjaren hebben hier weinig aan kunnen veranderen. Sinds het aantreden van kabinet-Schoof (2024-2025) toont Den Haag zich weer van zijn meest krenterige kant. Het zijn nu vooral de zogenaamde eurobonds die op verzet stuiten. Met name rechtse partijen zijn huiverig om samen met de andere lidstaten goedkoop geld te lenen voor investeringen in economie en defensie. Zij vrezen dat Nederland moet opdraaien voor de kosten, als bijvoorbeeld blijkt dat de Zuid-Europese landen met hun reeds torenhoge schulden hun deel niet kunnen terugbetalen.
Het is zeer de vraag of deze onwillige houding verstandig is, gezien de enorme uitdagingen waar de EU-landen voor staan. De militaire dreiging van Rusland, de economische concurrentie van China en de Verenigde Staten, de klimaatsverandering – ze vragen allemaal om forse extra uitgaven én meer Europese solidariteit. Bondgenoten als Denemarken zijn al aan het schuiven. Mede onder invloed van de claim die Donald Trump op Groenland heeft gelegd, zijn de Denen inmiddels bereid om eurobonds voor defensie-uitgaven te accepteren.
De vrees door Europa op kosten te worden gedreven, zit diep in Den Haag
Mogelijk gooit een nieuw Nederlands kabinet onder leiding van D66 het over een andere boeg. Maar zeker is het niet. De vrees door Europa op kosten te worden gedreven, zit diep in Den Haag.
Die angst gaat terug tot het allereerste begin van de Europese integratie. Samenwerking met Frankrijk en Italië, landen die er van oudsher een lossere begrotingsmoraal op nahouden, zorgde in de jaren vijftig al voor scepsis. Politici als Willem Drees, Dirk Stikker en Piet Lieftinck waren destijds ook huiverig voor gezamenlijke Europese investeringen in defensie. Het idee dat ‘onverantwoordelijke’ Italianen en Fransen konden meebeslissen over de besteding van Nederlands belastinggeld vervulde Drees met afschuw.
Maar in die jaren waren de risico’s nog gering. In weerwil van de ronkende idealen waarmee de Europese eenwording omgeven was, bleef deze in de praktijk beperkt tot het creëren van een gemeenschappelijke markt.
Nederland ontpopte zich bovendien tot een van de grootste winnaars van deze afgemeten samenwerking: het geleidelijk liberaliseren van de handel tussen de lidstaten leverde de Nederlandse exporteconomie flinke winst op. Nederland moest weliswaar inleggen voor de gemeenschappelijke Europese pot, maar ontving in de vorm van subsidies meer geld terug uit Brussel. Geen wonder dat de Europese gedachte populair werd in Den Haag. De BV Nederland cashte op alle fronten.
Strenge ballotage
Aan deze ideale situatie kwam in de jaren negentig een einde. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 besloten de landen van de Europese Gemeenschap tot een grote sprong voorwaarts in de integratie. Europa moest klaargemaakt worden voor de eenentwintigste eeuw. Uitbreiding stond op het programma, maar ook verdieping van de samenwerking, via de introductie van een gemeenschappelijke Europese munt.
De ambities vroegen allereerst om een verhoging van het gezamenlijke Europese budget en herberekening van de verdeelsleutel. Vanaf 1993 zou Nederland meer aan Brussel afdragen dan het ontving. Het werd zelfs de grootste nettobetaler van de club. Zeker zo belangrijk was dat Nederland met de introductie van de euro in 1999 monetair vastgeklonken zou worden aan financieel en economisch zwakkere lidstaten in Zuid-Europa.
Beide ontwikkelingen zorgden voor bedenkingen in Den Haag. Voorop gingen VVD-politici als Frits Bolkestein, Hans Hoogervorst en Gerrit Zalm. Om te beginnen vonden zij dat Nederland nu naar verhouding te veel contributie betaalde. Volgens hen was Nederland naar welvaart gemeten slechts een middenmoter in de EU. Zij eisten daarom korting op de Nederlandse afdrachten. Solidariteit heeft zijn grenzen, aldus minister van Financiën Zalm.
Parallel aan de kruistocht voor een reductie van de EU-afdrachten ijverde Den Haag onder impuls van de VVD voor een strenge ballotage bij de invoering van de euro. Zalm beet zich daarbij vast in de zogenaamde convergentiecriteria. Dit zijn de begrotingsregels waaraan landen moeten voldoen om de euro te kunnen gebruiken, waaronder het welbekende begrotingstekort van maximaal 3 procent en een staatsschuld van maximaal 60 procent.
Onder deze omstandigheden zijn landen financieel gezond genoeg om economisch zwaar weer te weerstaan. Ze hoeven dan geen beroep te doen op andere eurolanden om hen met goedkope leningen of giften uit de brand te helpen. In de jaren negentig ging het vooral om de vraag of Italië op tijd de criteria zou halen om de euro in 1999 in te kunnen voeren. Het land had bijvoorbeeld een staatsschuld van ruim 100 procent. Zalm vreesde van niet en flirtte met een veto als de Italianen niet rap de broekriem aantrokken. Hij verwierf er in Italië de bijnaam ‘il duro’ – ‘de harde’ – mee.
In Nederland kon Zalm juist op waardering rekenen. Zijn strenge en zuinige opstelling sloot aan bij de groeiende bedenkingen binnen de bevolking over de voortschrijdende integratie. Ging het allemaal niet te snel en te ver? De stelling van de VVD dat Nederland in Europa vooral voor zijn eigenbelang moest opkomen, deed het goed bij de kiezer, met name op rechts. De opkomst van populistische partijen als Lijst Pim Fortuyn en de PVV versterkte deze trend na de eeuwwisseling; verrechtsing, populisme en euroscepsis gingen hand in hand.
Het zorgde er ook voor dat het Nederlandse belang bij Europa steeds minimaler gedefinieerd werd in Den Haag: integratie moest zoveel mogelijk beperkt blijven tot de vervolmaking van de gemeenschappelijke markt, het terrein waar Nederland een van de grootste winnaars was en bleef. Op méér Europa zat een groot deel van de politici en de bevolking niet langer te wachten, zeker niet als het geld kostte.

Premier Rutte met zijn collega’s van de andere ‘Vrekkige Vier’ – Zweden, Denemarken en Oostenrijk – op de Europese top over de meerjarenbegroting. Brussel, 20 februari 2020.
Kleinzielig
Daarmee was ook de grond geschapen voor een snoeiharde opstelling tijdens de eurocrisis en coronacrisis (2020-2023). Lidstaten die in grote problemen kwamen omdat ze gefraudeerd hadden met de begroting zoals Griekenland, of omdat ze de noodzakelijke bezuinigingen en hervormingen niet voldoende hadden doorgevoerd zoals Italië, hoefden in Den Haag niet op compassie te rekenen. In navolging van De Jager en Dijsselbloem lieten minister van Financiën Wopke Hoekstra en premier Mark Rutte zich gedurende de coronajaren van hun meest onverbiddelijke kant zien.
De lockdown zorgde voor een nieuwe economische crisis, die Zuid-Europese landen extra hard trof. Zij vroegen de andere lidstaten om hulp, maar Hoekstra en Rutte weigerden om zomaar de portemonnee te trekken. Terwijl in Italië en Spanje honderden coronadoden per dag vielen, eiste Hoekstra zelfs een Europees onderzoek naar de reden waarom deze landen – in tegenstelling tot Nederland – geen financiële buffers hadden opgebouwd vóór de coronacrisis. De Portugese premier António Costa noemde Hoekstra’s verzoek ‘walgelijk’ en ‘kleinzielig.’
Eerder had premier Rutte ook al zijn collega’s gebruuskeerd in de onderhandelingen over de Europese meerjarenbegroting voor 2021-2027. Wijzend op de vele uitdagingen waar de EU voor stond, pleitte het merendeel van de EU-leiders voor een verhoging van het gezamenlijke budget, maar Rutte wilde juist bezuinigingen. En reductie op de Nederlandse afdrachten aan Brussel. Tegenover de internationale pers koketteerde hij met een biografie van de componist Frédéric Chopin: zolang Nederland niet kreeg wat het wilde, had onderhandelen geen zin; hij las dan liever een boek.
Ondanks de soms felle kritiek die ze oogstten, wisten Nederlandse bewindslieden met hun harde opstelling successen te boeken. Zalm bedong in 1999 al een flinke korting op EU-contributie, Rutte wist deze ook in 2020 veilig te stellen. Mede dankzij De Jager moet Griekenland de leningen die het gedurende de eurocrisis kreeg terugbetalen.
Neezegger
Maar de Hollandse vrekkigheid heeft ook een prijs. Dit blijkt uit het onderzoeksrapport Grip door begrip. De Nederlandse invloed in de Europese Unie (2016-2023), dat het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2024 publiceerde. Wanneer het over geld gaat, staat Nederland binnen de EU al jaren te boek als neezegger, als een land dat liever blokkerende minderheden aanstuurt dan constructief meewerkt aan Europese compromissen.
Deze reputatie zit Nederland behoorlijk in de weg. Als Europa over geld onderhandelt, wordt Den Haag regelmatig op cruciale momenten gepasseerd. Illustratief is de gang van zaken rond het plan voor een coronaherstelfonds dat Frankrijk en Duitsland in 2020 presenteerden om Zuid-Europa de verlangde economische steun te kunnen bieden. Gegeven de onbuigzame houding van Den Haag ontwikkelden Frankrijk en Duitsland hun plan buiten Nederland om.
Als Europa over geld onderhandelt, wordt Den Haag regelmatig gepasseerd
Het kabinet-Rutte was verrast toen het voorstel op de Europese vergadertafel landde. Rutte en Hoekstra konden vervolgens alleen nog op punten aanpassingen afdwingen. Ze bedongen dat een deel van het gezamenlijke Europese fonds van in totaal 750 miljard euro uit leningen zou bestaan. Maar ze moesten slikken dat ruim 390 miljard als giften werd uitgekeerd. En dat het volledige fondsbedrag bij elkaar geleend zou worden op de kapitaalmarkt, waarbij Nederland mede garant zou staan voor het aandeel van de zwakke Zuid-Europese broeders. Ook dit was iets waar Den Haag eigenlijk fel tegen was.
Uit het rapport blijkt verder dat ambtenaren van Buitenlandse Zaken denken dat de neezeggershouding het ook lastiger maakt om ‘bredere, dossier overstijgende belangen veilig te stellen’. Anders gezegd, de hardvochtige Hollandse vrekkigheid schaadt de gunfactor van Nederland in Europa. Nederland hoeft bijvoorbeeld niet op veel steun of coulance te rekenen als het zelf door Europese regeltjes in de knel komt. Het zal niet snel gematst worden in netelige kwesties als de stikstofcrisis.

De Portugese minister João Leão (r) begroet Wopke Hoekstra in Lissabon, 21 maart 2021.
Andere boeg
De bevindingen dwingen tot bezinning. Feit is dat Europa onder invloed van de vele crises van de afgelopen jaren opschuift in een richting die een meerderheid in Den Haag liever niet wil. Het minimale Europa van de markt verdwijnt langzaam maar zeker uit zicht. Via allerlei reddingmechanismen en fondsen staan lidstaten ook steeds meer voor elkaar in. Nederland kan deze trend niet keren, hooguit bijsturen of afremmen. De ultieme consequentie, het verlaten van de unie, is geen optie. De armoedeval die het Verenigd Koninkrijk sinds de Brexit doormaakt, heeft dit pijnlijk aangetoond.
Dit was de reden voor Sigrid Kaag om het in 2022 over een andere boeg te gooien. Zij wees op de hypocrisie van Rutte en haar voorgangers, die ondanks hun grote mond uiteindelijk altijd meebogen en compromissen sloten. Over Ruttes opstelling tijdens de coronacrisis zei ze: ‘Het is stoer doen, maar aan stoere mannentaal heb je niet zoveel als je weet dat je toch tot afspraken gaat komen. (…) Het eerlijke verhaal is: ja, er zijn kosten aan ons lidmaatschap, maar we verdienen er veel meer aan.’
Vanuit dit realisme zocht ze in de nasleep van de coronacrisis juist naar samenwerking met de Zuid-Europese landen. Mede dankzij haar constructieve optreden kwamen de lidstaten begin 2024 tot een nieuwe modus vivendi in de etterende discussie over de Europese begrotingsregels. In ruil voor striktere naleving van de afspraken mogen landen nu meer tijd nemen om hun schulden af te bouwen. Lidstaten wier veel te hoge schuld gedurende de coronajaren nog verder was opgelopen, hebben zo wat lucht gekregen.
Critici zullen erop wijzen dat Kaags deal Nederland nog weinig heeft opgeleverd. In weerwil van de nieuwe afspraken laat Frankrijk zijn forse tekorten verder groeien, ervan uitgaande dat de andere lidstaten wel moeten bijspringen als het in de problemen komt. Die kritiek is terecht, maar negeert dat Kaag Nederland terugbracht in het hart van de Europese besluitvorming op een voor Den Haag cruciaal dossier.
Dit is nog altijd een invloedrijkere positie dan provocerend en tegenstribbelend in de marge, nadat je verrast bent door een fait accompli dat achter je rug om is gesmeed door een coalitie van andere lidstaten. In een Europa dat op steeds meer terreinen zijn krachten moet bundelen, levert een constructieve opstelling per saldo de beste kansen om de kosten hiervan voor Nederland te beperken.
Meer lezen uit dit nummer? Bestel hier uw exemplaar
In de Europese Unie zit Nederland van oudsher op zijn centen. Europese samenwerking is leuk, maar het mag niet te veel kosten. Lidstaten die in de problemen komen omdat ze niet op de kleintjes letten, hoeven van ons geen compassie te verwachten. Deze Hollandse vrekkigheid heeft een prijs.
Uit Maarten! 2025-4. Bestel losse nummers hier of word abonnee
Welkom bij Maarten!
Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.
InloggenRegistreren
