‘Niet experimenteren met kinderen’

DOOR MIRJAM JANSSEN

Besturen en politici stapelen de ene onderwijsvernieuwing op de andere. De resultaten zijn steevast bedroevend, constateert economiedocent Ton van Haperen. Hij schrijft al jaren kritisch over het Nederlandse onderwijsbeleid. Omdat het tijd is voor actie heeft hij zich aangesloten bij de denktank Red het Onderwijs. ‘De sector is onbestuurbaar geworden.’

Uit: Maarten! 4-2021.

Lees in de deze editie van Maarten! over de onderwijscrisis. ‘Nederland is een van de meest innovatieve onderwijslanden ter wereld, maar een kwart van onze jeugd kan niet op basisniveau lezen en schrijven.’

U maakt deel uit van Red het Onderwijs. Waarom is deze organisatie opgericht?

Ton van Haperen: ‘Het idee kwam van vakdidacticus Theo Witte en schoolleider Jan Drentje, die zagen dat het niet goed gaat met het onderwijs. Zij hebben mensen uit verschillende disciplines verzameld. We komen regelmatig bij elkaar en hopen in onderlinge consensus adviezen te geven die indruk maken. We hebben ook een zwartboek opgesteld met een analyse van wat er misgaat. En we delen rode, groene en gele kaarten uit aan onderwijsinitiatieven; die publiceren we op onze website. Het team is opgericht naar analogie van het Red Team, dat adviezen over corona gaf naast het OMT. Dat was tijdelijk, maar wij willen het structureel doen.’

Wat gaat er mis in het onderwijs?

Van Haperen: ‘Er zijn drie problemen: er is een lerarentekort, de prestaties blijven achter en er zijn ongefundeerde vernieuwingen doorgevoerd. De sector is onbestuurbaar geworden. Voormalig minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs Arie Slob heeft de afgelopen vier jaar amper van zich laten horen. De Tweede Kamer telt eigenlijk nauwelijks onderwijsspecialisten met verstand van zaken.

Voormalig minister van Onderwijs Arie Slob spreekt met kinderen over coronamaatregelen op scholen.

Er zijn zoveel dingen die verkeerd gaan, die gewoon niet worden waargenomen. In het onderwijs is voortdurend sprake van autonome processen die jarenlang doorgaan. Iedereen zegt dan achteraf dat ze het niet wilden, maar het gebeurt toch. Op vmbo-t bijvoorbeeld komt er een praktijkvak bij ten koste van een algemeen vak. De doorstroming naar de havo wordt daardoor moeilijker.

De nieuwste ontwikkeling zijn scholen voor kinderen van tien tot veertien jaar. Dat vinden de kinderen leuk, maar ze leren er niets. Ze volgen een zogeheten gepersonaliseerd leertraject en mogen zelf aangeven wat ze willen leren. Maar dat kun je op die leeftijd niet. De VO-Raad drukt dit erdoor omdat die het als een manier ziet om het selectiemoment voor een schooltype uit te stellen. In werkelijkheid vergroot het de kansenongelijkheid juist.

In 2000 kon 10 procent van de 15-jarigen slecht lezen, nu is dat 25 procent. Het blijkt ook dat leerlingen kennis afleren in de loop van hun schooltijd. In groep 8 kunnen ze dan nog correct de werkwoorden vervoegen, maar in de derde van de middelbare school opeens niet meer. Er is heel veel onduidelijkheid. Zo zijn er 56 kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs vastgelegd, maar zijn de verschillen tussen niveaus niet helder aangegeven. Wat moeten leerlingen in 2 vmbo bijvoorbeeld anders leren dan in 2 vwo? Het niveau moet verschillen, maar niet duidelijk is hoe. Leraren gaan intuïtief te werk, maar nergens ligt dat vast.’

 

Door het coronavirus volgen kinderen hun lessen noodgedwongen online.

In 2008 stelde een geruchtmakende parlementaire enquêtecommissie onder leiding van Jeroen Dijsselbloem dat het uit moest zijn met alle ondoordachte onderwijsvernieuwingen. Is dat gelukt?

Van Haperen: ‘Nee, die zijn gewoon doorgegaan. Je kunt op twee manieren naar het onderwijs kijken. Je kunt kiezen voor wat het kind wil – die opvatting zie je al bij Rousseau. Of je kunt werken vanuit de inhoud van het vak. Dat is een clash van opvattingen. De aanhangers van Rousseau geven zelf meestal geen les. Dat zijn de schoolbesturen en de politici die zeggen dat we het onderwijs moeten personaliseren, maar ik zou niet weten hoe. Het is niet uitvoerbaar.

Als ik voor de klas sta, ga ik uit van de groep; die probeer ik mee te nemen. Als je het gepersonaliseerd leren verder doorzet, ontstaat een nog sterkere daling van de kwaliteit. Veel leerlingen willen dat de leraar duidelijk maakt wat er van hen wordt verwacht. Anders snappen ze het niet. Ze raken uit koers als ze zelf mogen bepalen of ze naar de lessen gaan en wat ze willen leren. Velen van hen hebben ouders die niet met hen praten over hoe je moet leren. Die moeten het in het gepersonaliseerd leren zelf uitzoeken. Als je minder leert op school, wordt het steeds belangrijker wat je van huis uit meekrijgt.’

Toch geloven veel bestuurders erin.

Van Haperen: ‘Het is hip, goedkoper en goed voor hun eigen glorie. Ik ben niet conservatief en ik ben voor vernieuwing, maar vind dat die verbonden moet zijn met routines. Je moet niet experimenteren met kinderen.

Bestuurders regelden vroeger praktische zaken, tegenwoordig zijn het beleidsmakers. Ze maken deel uit van een banencarrousel. Ze beschouwen besturen als een ambacht dat je op verschillende schooltypes en op verschillende plekken kunt toepassen. Ze besturen een vmbo-school op dezelfde manier als een vwo-school en zijn het ene moment directeur van een school en het volgende van een ziekenhuis. Het zijn feodale machtsburchten die loyaliteit belangrijker vinden dan prestatie.’

Er gaan steeds meer stemmen op om brede brugklassen te vormen en de selectie uit te stellen.

Van Haperen: ‘In werkelijkheid vindt die selectie al veel eerder plaats, aan het begin van de basisschool. Dan wordt het niveau van een kind al vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Door gepersonaliseerd leren komt de individuele leerling steeds meer onder het vergrootglas te liggen. Wat kan en wil die? Ik vind dat leerlingen moeten leren wat ik ze uitleg. Ik neem ze als groep mee naar een bepaald niveau, en dat lukt bijna altijd. Als eentje het niet snapt, ga ik met diegene apart zitten en leg het nog eens uit.

De voorstanders van gepersonaliseerd leren zijn er ook altijd voor om het centraal schriftelijk af te schaffen. Ze zeggen dat het vooral gaat om persoonlijke groei en talentontwikkeling. Ik vind dat de school doorgeeft wat van waarde is. Je kunt alleen functioneren als je iets hebt geleerd waarmee je verder komt in dit land. Dan snap je elkaar. Dat gebeurt niet als iedereen zijn eigen programma volgt.’

Stakende leraren eisen in 2020 structurele investeringen in het onderwijs.

Heeft die individualisering niet ook geleid tot grote aandacht voor leerproblemen? Zo wemelt het tegenwoordig van de kinderen die dyslectisch zijn.

Van Haperen: ‘Een van de leden van het team van Red het Onderwijs, Anna Bosman, is hierin gespecialiseerd. Zij constateert dat een afwijking als dyslexie eigenlijk heel weinig voorkomt. De oplossing is degelijk onderwijs. De lesstof moet beter worden ingeoefend, want het heeft ook met discipline te maken. Leerlingen met een dyslexieverklaring mogen langer over toetsen doen, dat is een verworven recht. Ouders hameren op de diagnose van hun kind, maar dat moet de toetsen uiteindelijk toch maken.

Ouders bemoeien zich steeds meer met het onderwijs; ze hebben taken van de scholen overgenomen. Ze sturen hun kinderen naar huiswerkinstituten. Of ze schaffen een oefenprogramma als Squla aan, dat voorbereidt op het leerlingvolgsysteem van het Cito. Leerlingen die daarmee oefenen, scoren beter.’

Ondertussen behoren Nederlandse kinderen wel tot de gelukkigsten ter wereld. Dat komt toch ook doordat ze het fijn hebben op school?

Van Haperen: ‘Kinderen vinden het gezellig op school en ze voelen zich veilig, maar de stof interesseert hen niet. Nergens is het zo’n chaos in de klas als in Nederland – de OESO constateert dat ook.

Scholen besteden veel aandacht aan het welzijn en persoonlijke problemen van leerlingen. Het onderwijs is inmiddels een zorgjeugdhonk, terwijl de nadruk zou moeten liggen op de inhoud van de vakken.’

De politiek verwacht dat het onderwijs maatschappelijke problemen aan de orde stelt, van de klimaatproblemen tot ongezond eetgedrag. Is dat zinvol?

Van Haperen: ‘Je moet met leerlingen over maatschappelijke problemen praten. Maar dan vanuit je vak, niet vanuit het probleem. Neem porno. In het onderwijs zouden we eens een goed gesprek moeten voeren over hoe je daarmee omgaat. Dat kun je aan de orde stellen bij biologie, maar ook in mijn vak economie: wie verdient eraan? Je moet het bespreekbaar maken. Je ziet dat de politiek telkens nieuwe vakken wil invoeren – het vak mediawijsheid bijvoorbeeld. Maar dat is een vergissing. Confronteer kinderen met bronnen, zet ze aan het denken. Een goede leraar kan dat zijn eigen vak in fietsen.’

Wat moet er gebeuren? In uw boek Het bezwaar van de leraar schrijft u: ‘Bombarderen en opnieuw beginnen.’

Van Haperen: ‘We hebben kwaliteitsproblemen in ons onderwijs. De computer is vastgelopen. Om te beginnen moeten de besturen weg. Het lerarentekort is alleen als een nationaal probleem op te lossen. Verschuif de bekostiging van salarissen naar de overheid, zoals tot 1996 het geval was. Er wordt nu veel gewerkt met flexibele contracten en er is sprake van een ongelijke beloning tussen leraren. De verschillen kunnen oplopen tot 1000 euro per maand voor hetzelfde werk.

Om hun begroting kloppend te krijgen bezuinigen besturen steeds op personeelskosten. Als de overheid weer verantwoordelijk wordt, kan die ontwikkeling van docenten belonen. Hoe erudieter een leraar, des te meer hij verdient. Er kunnen dan ook meer eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de leraren. Nu staan er te veel onbevoegden voor de klas.

Daarnaast moet er een samenhangend curriculum komen. Nu zijn alleen de eindtermen voor het eindexamen duidelijk. We moeten bepalen wat we van waarde vinden, wat we willen doorgeven. Dat is nodig voor cohesie in de samenleving. De sporen waarlangs we communiceren zijn taal, getallen en verleden. Als scholen doorgeven wat van waarde is, resulteert dat in de kernvakken Nederlands, Engels, wiskunde, rekenen en geschiedenis. Daaromheen zou je het onderwijs moeten organiseren.

Ook artikel 23 – dat vrijheid van onderwijs garandeert – kan weg. Het is gebaseerd op de situatie in 1917. Toen was een school het verlengstuk van een geloofsgemeenschap. Dat heeft veel gebracht, maar nu werkt het niet meer zo. Kinderen zijn in de eerste plaats Nederlands en ze concurreren met kinderen over de hele wereld. De gemeenschap waarvan je als school het verlengstuk bent is Nederlands, het is geen geloofsgemeenschap meer. Jongeren gaan over de hele wereld studeren, jongeren uit andere landen komen hierheen. Het merendeel zegt de gezindheid van een school niets meer.’

Er is 8,5 miljard euro beschikbaar om de corona-achterstanden weg te werken en nog eens structureel 500 miljoen om de ongelijke beloning in het basisonderwijs aan te pakken. Is dat een oplossing?

Van Haperen: ‘Er werd al met geld gesmeten voor er was geïnventariseerd wat de achterstanden zijn en bij wie die zitten. Mijn vwo’ers hebben geen achterstanden, die zitten bij heel andere kinderen, maar daar komt dat geld niet terecht. Het komt ongericht op een grote hoop. Extra geld voor salarissen kan wel helpen. In de jaren zestig was er ook een lerarentekort. Ze hebben de salarissen toen verhoogd en dat maakte van het leraarschap een aantrekkelijk beroep voor hoger opgeleiden.’

U staat al meer dan 35 jaar voor de klas. Hebt u er nog plezier in?

Van Haperen: ‘Ik hou van lesgeven. Het is een beetje een weeïge uitspraak, maar het is wat ik doe en wie ik ben. Mijn vader zat in het onderwijs, mijn vrouw en mijn ex-vrouw ook. Het is ontzettend leuk. De kinderen zijn aardig en leergierig. De dynamiek van een school is interessant. Er komen veel mensen en verschillende opvattingen bij elkaar. Dat is een prestatie van het Nederlandse onderwijs. Leerlingen kunnen er langzaam volwassen worden. Dat doen we goed, maar het leren moet beter.’


Ton van Haperen
(1959) geeft economie aan het Rythovius College in Eersel, is lerarenopleider aan de Universiteit Leiden en columnist voor het Onderwijsblad. Hij schreef De ondergang van de Nederlandse leraar (2007) en Het bezwaar van de leraar (2019). Sinds dit jaar is hij betrokken bij Team Red het Onderwijs, dat bestaat uit onafhankelijke deskundigen die een brug willen slaan tussen de wetenschap en het onderwijs.

 

Besturen en politici stapelen de ene onderwijsvernieuwing op de andere. De resultaten zijn steevast bedroevend, constateert economiedocent Ton van Haperen. Hij schrijft al jaren kritisch over het Nederlandse onderwijsbeleid. Omdat het tijd is voor actie heeft hij zich aangesloten bij de denktank Red het Onderwijs. ‘De sector is onbestuurbaar geworden.’

Uit: Maarten! 4-2021.

Welkom bij Maarten!

Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.

InloggenRegistreren

Reacties

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.