Kan discriminatie ook positief zijn?

Door Mirjam Janssen • Illustraties Leendert Masselink

Vanaf de jaren zestig voerden Amerikaanse universiteiten een voorkeursbeleid voor minderheden. Sinds kort is dat verboden. Progressief Amerika reageert verontwaardigd, maar eigenlijk werkte het systeem vooral in het voordeel van rijkeluiskinderen.

Uit Maarten! 2023-4. Bestel losse nummers hier of word abonnee

In de zomer van 2023 bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof dat ras geen factor meer mag zijn bij de toelating van studenten aan universiteiten. Meteen vielen de reacties volgens vertrouwde scheidslijnen uiteen. President Joe Biden reageerde teleurgesteld en zei dat hij de beslissing sterk betreurde. Hij vond dat het Hof decennia van precedenten negeerde. Maar Donald Trump noemde de uitspraak een ‘grote dag voor Amerika’. Hij voegde eraan toe dat het land teruggaat naar een systeem dat op verdienste is  gebaseerd: ‘En zo hoort het ook!’

Trump klopte zich op de borst omdat hij in zijn tijd als president drie nieuwe conservatieve opperrechters had benoemd. De balans was daarmee doorgeslagen in het voordeel van het conservatieve kamp en had tot het verbod op affirmative action geleid, met zes rechters voor en drie tegen. De progressieve zwarte rechter Ketanji Brown Jackson nam onmiddellijk afstand van de uitspraak van het Hof. Dat verkondigde volgens haar ‘kleurenblindheid voor iedereen’. Terwijl volgens haar ‘ras irrelevant achten in de wet niet betekent dat dit in het leven zo is’.

Ze stond daarmee lijnrecht tegenover haar collega, de zwarte, conservatieve rechter Clarence Thomas, die zich veelvuldig heeft uitgelaten over achterstelling van minderheden. In een toelichting op de uitspraak van het Hof zei hij dat hij diversiteit op scholen prijzenswaardig vindt, maar het beleid daarvoor onduidelijk. De resultaten ervan zijn volgens hem niet goed meetbaar. Ook is niet helder hoelang selectie op basis van ras zou moeten doorgaan. Hij wees er eerder al op dat je het nare verleden van de ene groep niet kunt goedmaken door een andere groep te benadelen. Want volgens hem is affirmative action een nulsomspel: het voordeel van de ene partij is het verlies van de andere.

‘Positieve actie’

Door de uitspraak van het Hooggerechtshof kwam een eind aan een aanpak die in een lange traditie staat. Al in 1941 bepaalde president Franklin D. Roosevelt dat iedereen zonder uitzondering in de defensie-industrie moest kunnen werken. En in de jaren vijftig en zestig pleitten belangengroepen, zoals de burgerrechtenbeweging en de vrouwenbeweging, voor gelijke vertegenwoordiging van minderheden in de politiek en op de arbeidsmarkt.

President John F. Kennedy ondertekende in 1961 een wet die bedrijven die voor de overheid werkten verplichtte ‘positieve actie’ te ondernemen. Sollicitanten en werknemers kregen recht op een gelijke behandeling, ongeacht ras, geloof, huidskleur of herkomst. Het was de eerste keer dat de term ‘positieve actie’ werd gebruikt. De presidenten Lyndon B. Johnson en Richard Nixon verfijnden de wetgeving daarna verder.

Al snel kozen colleges en universiteiten vrijwillig voor een beleid om rassendiscriminatie te bestrijden. In 1969 lieten veel elite-universiteiten meer dan twee keer zoveel zwarte studenten toe als het jaar  daarvoor. Het hoger onderwijs was tot dan toe vrijwel uitsluitend wit, maar een toenemend aantal universiteiten koos voor positieve discriminatie om minderheden een kans te geven.

Toelatingstests pakken voor de ene etnische groep beter uit dan voor de andere

Toch stond het voorkeursbeleid vanaf het begin ter discussie. Witte studenten voelden zich het slachtoffer van ‘omgekeerde discriminatie’. Een decaan van Harvard riep in 1975 zelfs dat ‘halfanalfabete zwarten’ de plaats innamen van ‘witte genieën’. Er volgden rechtszaken waardoor de handelingsruimte van universiteiten steeds verder beperkt raakte.

In 1978 bijvoorbeeld diende een geruchtmakende zaak tegen de universiteit van Californië. Die  reserveerde jaarlijks een vast aantal plaatsen voor zwarte studenten, maar het Hooggerechtshof bepaalde dat quota op basis van ras verboden waren. Het bleef wel mogelijk ras mee te wegen als een van de  toelatingscriteria. In 2003 verklaarde het Hooggerechtshof dat universiteiten ras mochten beschouwen als onderdeel van een ‘holistische beoordeling’, maar dat minderheidskandidaten er geen ‘punten’ voor konden krijgen

Ondanks de afzwakking van het voorkeursbeleid bleef er verzet. De afgelopen dertig jaar hebben tien  staten iedere vorm van toelating gebaseerd op ras al afgeschaft. En dat is niet zonder effect gebleven: in Californië bijvoorbeeld nam het aantal studenten uit minderheden sinds het verbod met 23 procent af.

Veel Amerikanen accepteren de consequenties van dit beleid. Vlak voor de uitspraak van het  Hooggerechtshof deze zomer peilde Pew Research Center de stemming in het land. De helft van de Amerikanen blijkt tegen positieve actie, een derde is voor. De verschillen tussen Democraten en Republikeinen zijn groot: 54 procent van de Democraten vindt een voorkeursbeleid gerechtvaardigd, tegenover 14 procent van de Republikeinen. Van de laatsten is 74 procent tegen.

Ook onder etnische groepen heerst verdeeldheid: van de witte Amerikanen is 29 procent voor, tegenover 47 procent van de zwarten, 37 procent van de Aziaten en 39 procent van de Latino’s. Een derde van de Amerikanen meent dat universiteiten met een voorkeursbeleid slechtere studenten afleveren.

Een van de prominente stemmen in het debat is de politieke wetenschapper Michael Sandel van Harvard University. Hij geeft al jaren veelbezochte en online bekeken colleges over rechtvaardigheid waarin hij gevoelige kwesties uiteenrafelt. Ook positieve discriminatie legde hij op de snijtafel. Sandel onderscheidt drie argumenten voor affirmative action.

‘Omhoog vechten’

Om te beginnen biedt deze aanpak de mogelijkheid verschillen in testresultaten te corrigeren. Toelatingstests blijken voor de ene etnische groep namelijk beter uit te pakken dan voor de andere; vooral witten en Aziaten scoren hoger. Ook kan het beleid compensatie bieden voor het moeilijke verleden van een groep. Verder is het een manier om sociale doelen te bereiken, bijvoorbeeld om de variatie van studenten in de collegebanken groter te maken en om jongeren uit minderheidsgroepen zicht te bieden op leidinggevende posities. Daarmee sluit Sandel aan bij de verschuiving van argumenten sinds de jaren zeventig. Eerst was sociale rechtvaardigheid voor achtergestelden het hoofdargument, maar steeds vaker is de claim dat het beter is voor iedereen als studenten met verschillende achtergronden samen les hebben.

Toch ligt het volgens Sandel niet eenvoudig, want werkt een voorkeursbeleid wel? Worden er geen rechten van andere groepen geschonden? Is het niet beter toelating te baseren op de verdienste van studenten dan op de sociale groep waartoe ze behoren? En werkt het beleid geen willekeur in de hand, omdat niet iedere universiteit dezelfde regels hanteert? De antwoorden daarop zijn politiek.

Tegenstanders van affirmative action zeggen steevast dat studenten zich maar ‘omhoog moeten vechten’. Maar Sandel relativeert die mogelijkheid. In zijn boek De tirannie van verdienste wijst hij erop dat de  relatie tussen succes en persoonlijke kwaliteiten wordt overdreven. Mensen met een comfortabele sociale achtergrond doen het nu eenmaal vaak beter dan degenen die allerlei achterstellingen moeten overwinnen.

Opvallend genoeg zijn Amerikanen de afgelopen jaren veel negatiever gaan denken over het hoger onderwijs, zo laat een onderzoek van consultancybureau Gallup zien. Het percentage jongeren dat een universitair diploma belangrijk vindt daalde van 74 procent naar 41 procent. Ze menen – net als veel van hun ouders – dat ze genoeg hebben aan een middelbareschooldiploma.

Ook studenten uit minderheidsgroepen behoren bijna altijd tot de welvarende klasse

Van de Democraten heeft nog bijna 60 procent vertrouwen in het hoger onderwijs (was bijna 70 procent in 2015). Onder Republikeinen is dat nog maar 19 procent (was 56 procent). Democraten hekelen de hoge kosten, Republikeinen vertrouwen de universiteit als instituut niet meer.

Het voorkeursbeleid leidde de afgelopen jaren tot groeiende onvrede onder Aziaten. Zij kregen nogal eens te horen dat ze ‘over-gerepresenteerd’ waren en dat er ook plaatsen naar andere minderheden moesten  gaan. Aziatische jongeren verzuchtten dat ze hun afkomst niet meer op aanmeldingsformulieren noteerden om een grotere kans op toelating te hebben.

De uitspraak van het Hooggerechtshof afgelopen zomer was afgedwongen door Students for Fair Admissions (SFFA), dat rechtszaken had aangespannen tegen de universiteiten van Harvard en North Carolina. De SFFA meende dat puur op basis van prestaties 51 procent van de eerstejaars op Harvard van Aziatische afkomst zou moeten zijn. Terwijl in het collegejaar 2021-2022 53 procent van de studenten wit en slechts 24 procent Aziatisch was.

Opperrechter John Roberts gaf de SFFA gelijk. Volgens hem schendt affirmative action het recht op gelijke behandeling en gaat het uit van raciale stereotypes. Hij schreef dat veel universiteiten te lang en ten onrechte meenden dat identiteit afhangt van iemands huidskleur. Ze kunnen wat hem betreft beter kijken naar de problemen die studenten hebben overwonnen of naar hun vaardigheden.

De vraag is wat er nu gaat gebeuren. Het Hooggerechtshof heeft zich niet uitgelaten over militaire opleidingen, dus dat is alvast het volgende strijdpunt. De SFFA is inmiddels een rechtszaak begonnen tegen de beroemde militaire academie West Point. Die zou toekomstige cadetten niet op basis van objectieve criteria en leiderschapspotentieel selecteren, maar op basis van ras. En dat is volkomen onjuist, zo menen de aanklagers, want eenmaal op  het slagveld doet huidskleur er niet meer toe.

Opmerkelijk CV

Selectie op basis van etniciteit door universiteiten is intussen niet helemaal onmogelijk gemaakt. Van het Hooggerechtshof mogen die nog wel nagaan in welke mate ras het leven van een student heeft bepaald. In de praktijk betekent dit dat studenten in een aanmeldingsessay over hun achtergrond kunnen schrijven.

Maar ook het essay heeft weer tot snerende reacties geleid. De vrees is dat studenten uit  minderheidsgroepen voortaan hartverscheurende verhalen over discriminatie moeten ophangen, en dan vooral over de trials and tribulations die ze hebben overwonnen. Alleen door alle clichés te bevestigen zouden ze de toelatingscommissies nog kunnen vermurwen.

Volgens sommige boze columnisten kunnen studenten hun essays nu net zo goed laten samenstellen door Chat-GPT, een programma dat iedere gewenste tekst kan schrijven en zich daarbij baseert op bestaande stukken. ChatGPT kan hun leven presenteren als een hutsekluts van politieke correctheden en andermans ervaringen met een snufje persoonlijk drama. Matteo Wong, redacteur van maandblad The Atlantic, nam de proef op de som en kreeg van ChatGPT een stuk met als kop: My journey as a half-Chinese, half-Italian individual has been one of self-discovery, resilience, and growth. Te midden van zoveel  banaliteiten was hij zelf verdwenen.

Overigens selecteren Amerikaanse universiteiten op meer dan alleen de etnische achtergrond van de studenten. Ze kijken ook of aankomende studenten een opmerkelijk cv hebben. Bijvoorbeeld omdat ze uitzonderlijke sportieve prestaties leveren. Of omdat ze kunnen bogen op interessant vrijwilligerswerk of extracurriculaire activiteiten. Verder speelt de positievan hun ouders een rol: kinderen van medewerkers en van alumni worden veel vaker aangenomen. In het laatste  geval profiteren vooral witte studenten omdat die vaker uit een familie van hoger opgeleiden komen.

Sandel wijst er in een online interview op dat het voorkeursbeleid aan universiteiten heeft geleid tot meer diversiteit in raciaal, etnisch en geografisch opzicht, maar dat de sociale mobiliteit niet is toegenomen. Van de studenten aan de 140 colleges en universiteiten die het strengst selecteren komt volgens hem 70  procent uit rijke families, en slechts 10 procent uit arme. Dus ook studenten uit minderheidsgroepen behoren bijna altijd tot de welvarende klasse. Het hele systeem werkt vooral in het voordeel van rijkeluiskinderen. Dat is ook een les voor degenen die in Nederland diversiteitsbeleid aan universiteiten willen doorvoeren.

Vanaf de jaren zestig voerden Amerikaanse universiteiten een voorkeursbeleid voor minderheden. Sinds kort is dat verboden. Progressief Amerika reageert verontwaardigd, maar eigenlijk werkte het systeem vooral in het voordeel van rijkeluiskinderen.

Uit Maarten! 2023-4. Bestel losse nummers hier of word abonnee

Welkom bij Maarten!

Maak eenmalig een gratis account aan en krijg toegang tot al onze artikelen. Lees gratis op onze site en ontvang elke twee weken nieuws, diepgravende artikelen, interviews, evenementen en acties van Maarten! in uw mailbox.

InloggenRegistreren

Reacties

Gerelateerde artikelen

‘Niet experimenteren met kinderen’

De doctorandusfabriek

‘Het is tijd voor radicale actie’

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.