Migratieland tegen wil en dank

Door Bart de Koning

Het kabinet-Rutte IV viel over gezinshereniging voor asielzoekers. Het laat zien hoe beladen het onderwerp migratie is. Politici roepen al een eeuw dat Nederland vol is, en toch blijft het een immigratieland. Het wordt tijd om dat gewoon te erkennen en beleid daarop af te stemmen.

Uit Maarten! 2023-3. Bestel losse nummers hier

Het politiek leiderschap van Mark Rutte begon én eindigde met ruzie over migratie. In 2006 dreigde hij de strijd om het lijsttrekkerschap van de VVD te verliezen van Rita Verdonk. Voormalig politiek leider Frits Bolkestein steunde haar: ‘Zij staat met beide benen op de grond. Zij gaat door roeien en ruiten.’ Migratie en integratie zouden volgens Bolkestein de belangrijkste onderwerpen worden voor de komende jaren, en Verdonk was ‘niet omver te praten’. Kort daarna zag Bolkestein in dat Verdonk incapabel was en steunde hij alsnog Rutte. Die werd met de hakken over de sloot lijsttrekker, met 51 procent van de stemmen.

Rutte is die les nooit vergeten: wilde hij overeind blijven als de politiek leider van de VVD, dan moest hij niet aankomen met klassiek-liberale verhalen over open grenzen, tolerantie of internationale mensenrechtenverdragen. Het gat op rechts moest afgedicht worden: opeenvolgende protegés van Bolkestein bleven met steeds radicalere geluiden aan de VVD-kiezer trekken. Naast Verdonk was dat Geert Wilders, die ooit op het Binnenhof begonnen was in het roemruchte ‘klasje van Bolkestein’ voor politiek talenten. En in 2017 probeerde Bolkestein zijn voormalige rechterhand Derk Jan Eppink op de kieslijst te krijgen. Toen dat niet lukte stapte Eppink over naar FVD.

Immigratie is Nederland grotendeels overkomen

En in 2023 eindigde Ruttes leiderschap dus met ruzie over migratie. Begin juli viel het kabinet na maanden moeizame onderhandelingen over gezinshereniging voor vluchtelingen. VVD en CDA wilden die ontmoedigen, D66 en ChristenUnie vonden het onmenselijk om vluchtelingen het recht te ontzeggen hun partners en kinderen hiernaartoe te halen. Experts waren verbaasd dat uitgerekend hier een crisis over ontstond: door gezinshereniging komen er jaarlijks maar zo’n 11.000 mensen naar Nederland, van wie de helft kinderen. Verwaarloosbaar op het totaalaantal migranten: vorig jaar kwamen er zo’n 400.000 mensen naar Nederland (en vertrokken er 179.000). Bovendien was het plan van de VVD om het totaal te begrenzen op 200 gezinsleden per maand juridisch onhoudbaar. Het recht op gezinsleven is vastgelegd in internationale verdragen, daar kunnen politici niet een willekeurig quotum op plakken. Toch maakten CDA en VVD er een halszaak van en frameden ze gezinshereniging als hét probleem bij immigratie.

Een paar weken na de val van het kabinet speelde Rutte een hoofdrol bij de Europese migratiedeal met Tunesië. In ruil voor honderden miljoenen euro’s steun gaat het land vluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten actief tegenhouden en uit Europa teruggestuurde asielzoekers opnemen. De deal is behoorlijk omstreden. De Tunesische sterke man Kais Saied schendt op grote schaal mensenrechten en heeft zich racistisch uitgelaten over zwarte migranten.

 

Nieuwe welvaart

Migratie is al decennia een van de grootste splijtzwammen in de Nederlandse politiek. Daarbij gaat het niet alleen om de feitelijke instroom van buitenlanders, maar ook om wat dat betekent voor cultuur, nationale identiteit en soevereiniteit. Discussie over migratie is er altijd geweest, maar nooit zo fel als de afgelopen decennia.

Nederland is al sinds het begin van de Tachtigjarige Oorlog een immigratieland, zo beschrijven de historici (en broers) Leo en Jan Lucassen in hun standaardwerk Vijf eeuwen migratie. Voordat Filips II de inwoners van de Lage Landen tegen zich in het harnas joeg, was het huidige Vlaanderen economisch en politiek dominant: Antwerpen had rond de 100.000 inwoners, Amsterdam maar 30.000. Door de massale instroom van inwoners uit Vlaamse steden en later van hugenoten begonnen de Hollandse steden aan een spectaculaire groei. Ook uit andere delen van Europa, vooral Duitsland, kwamen migranten en masse naar het snelgroeiende en welvarende Nederland.

In totaal vestigden zich hier tussen 1600 en 1800 zo’n 900.000 buitenlanders, zo becijferen de broers Lucassen. Enorme aantallen, op een bevolking die schommelde tussen de 1,5 en 2 miljoen. In een stad als Leiden was in 1600 meer dan de helft van de inwoners vreemdeling. De nieuwkomers moesten hun eigen brood verdienen, want een verzorgingsstaat was er niet. Ze brachten niet alleen nieuwe welvaart; zonder de toestroom van verse inwoners zou de bevolking van Noord-Nederland zelfs gekrompen zijn. De bevolking in de steden nam jaarlijks uit zichzelf met zo’n 5 procent af, door oversterfte wegens slechte hygiëne.

Toen de Republiek der Nederlanden na 1700 langzamerhand in de versukkeling kwam, nam de aantrekkingskracht op migranten af. Sterker: Nederland begon zichzelf langzamerhand als een emigratieland te zien. Klein, dichtbevolkt en vol. Gedurende de Eerste Wereldoorlog kwam er een miljoen Belgische vluchtelingen naar Nederland, van wie zo’n 100.000 de hele oorlog bleven. Van harte ging dat niet. De minister van Oorlog had ze liever teruggestuurd en gemeenten klaagden over de kosten van de opvang. Belgische vluchtelingen die niet de middelen hadden om zichzelf te onderhouden, kwamen terecht in vluchtelingenkampen met een straf regime. De bedoeling was dat ze zouden teruggaan naar hun eigen land. Dat deden ze niet, maar velen vertrokken naar Engeland, waar de Belgen wél mochten werken.

Het Nederlandse vreemdelingenbeleid wemelt van dit soort constanten, zo laten de broers Lucassen zien. Nu, ruim honderd jaar later, is nog steeds de gedachte dat een straf en sober regime vluchtelingen zou moeten afschrikken. Asielzoekers mogen hier nu nog steeds niet werken, waardoor ze niet alleen verpieteren in de opvang, maar ook niet kunnen bijdragen aan de Nederlandse economie.

 

Oprotpremie

Al zeker honderd jaar is het uitgangspunt bij ambtenaren en politici in Den Haag dat Nederland vol is en dat er eigenlijk niemand meer bij kan – dat was bij de 8 miljoen inwoners in de jaren dertig niet anders dan nu. Na de oorlog bleef dat de leidende gedachte. Koningin Juliana zei in 1950 in de Troonrede: ‘De sterke bevolkingsgroei en de beperktheid van de beschikbare grond blijven krachtige bevordering der emigratie eisen.’ In 1978 herhaalde ze dat, toen de bevolking inmiddels gegroeid was tot 14 miljoen: ‘Ons land is vol, ten dele overvol.’

Maar terwijl beleidsmakers Nederland dus zagen als een overvol emigratieland, was het in de praktijk een immigratieland geworden – tegen wil en dank en grotendeels onvoorzien. Eerst kwam er vlak na de oorlog een grote groep uit Indië hiernaartoe, gevlucht voor de gewelddadige onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië. Dat was de eerste keer dat het woord ‘gezinshereniging’ opdook in de media en Kamerstukken. Later kwamen er ook vanuit de koloniën in de West, de Antillen en Suriname, grote groepen mensen naar Nederland. En er kwamen gastarbeiders om de Nederlandse industrie draaiende te houden. Eerst de kolenmijnen in Limburg, later ook textiel- en staalfabrieken.

Wie nu VVD’ers hoort praten zou denken dat ze altijd al tegen immigratie zijn geweest, maar dat is niet waar. De VVD en de KVP (later opgegaan in het CDA) waren de grote voorvechters van gastarbeid, omdat de ondernemers in hun achterban die goedkope arbeid nodig hadden om de concurrentie met opkomende Aziatische lagelonenlanden aan te kunnen. De rechtse partijen waren ook niet per se tegen gezinshereniging.

Het is goed om stil te blijven staan bij deze historische feiten. Vanaf de jaren tachtig is de mythe ontstaan dat een soort wereldvreemde ‘linkse kerk’ Nederland bewust heeft opgezadeld met een ‘multiculturele samenleving’. Dat is onzin; immigratie is Nederland grotendeels overkomen, door dekolonisatie en gastarbeiders die tegen de verwachting in bleven.

Bij open grenzen gaan veel migranten terug

Het verzet zat eerder bij sommige linkse partijen, die de goedkope gastarbeiders zagen als directe concurrentie voor hun traditionele achterban van Nederlandse arbeiders. De fractie van de PSP stelde bijvoorbeeld direct kritische Kamervragen toen Brusselse experts in mei 1965 hadden becijferd dat het bedrijfsleven nog eens 10.000 extra gastarbeiders nodig zou hebben: ‘Hoeveel woningen worden momenteel door buitenlandse arbeiders in beslag genomen? Hoeveel zouden daarbij komen in geval van algehele gezinshereniging?’ Minister van Economische Zaken Joop den Uyl antwoordde dat hij niet wist om hoeveel woningen het ging. Verder verdedigde hij de werving van buitenlandse werknemers vanwege de ‘vitale belangen’ van de economie.

Een kleine tien jaar later dacht Den Uyl, inmiddels premier, er heel anders over. Zijn kabinet wilde in 1973 gastarbeiders voor een keuze stellen. Ze konden een arbeidscontract krijgen voor onbepaalde tijd, met het recht op gezinshereniging. Of ze konden kiezen voor een vertrekpremie van 5000 gulden (destijds ongeveer acht modale maandsalarissen).

Er kwam veel kritiek op deze ‘oprotpremie’, ook vanuit de christelijke partijen en de VVD. Deze partij stelde in oktober 1974 in een debat ‘positief ’ tegenover de buitenlandse werknemers te staan, een groep die ‘onze samenleving een aantal diensten heeft bewezen’. VVD-Kamerlid Els Veder-Smit vond dat het beleid rekening moest houden met hun belangen: ‘Hun vrijheid, hun persoonlijke verlangens en die van hun gezin, eisen van rechtvaardigheid en respect voor hun menselijke waardigheid en dat gezien in een internationaal perspectief.’

 

Steeds dezelfde discussie

Plus ça change, plus c’est la même chose. Een duik in de parlementaire geschiedenis en het digitale krantenarchief Delpher laat zien dat gezinshereniging de gemoederen dus al een kleine tachtig jaar bezighoudt. Vlak na de Tweede Wereldoorlog ging het om mensen in Indië die naar Nederland terug wilden, maar voor wie geen woonruimte was. Woningnood is een terugkerend probleem, zoals ook blijkt uit de Kamervragen van de PSP uit 1965 – want waar moesten de vrouwen en kinderen van de Spaanse, Turkse en Marokkaanse gastarbeiders dan gaan wonen? En tien jaar later: waar moesten de Surinamers wonen, die na de onafhankelijkheid van hun land in 1975 halsoverkop naar Nederland waren gekomen?

In 2023 zijn er nog steeds dezelfde discussies: er is een tekort aan woningen, en nieuwkomers maken dat probleem groter. Maar er zijn ook grote verschillen met vroeger. Eerder gingen de discussies over mensen die uit onze voormalige koloniën naar Nederland kwamen of over gastarbeiders. Maar na de eerste paniek over Surinaamse junkies op de Zeedijk en in de Bijlmer doen de Nederlanders van Surinaamse en Antilliaanse afkomst het maatschappelijk inmiddels behoorlijk goed (op een groep laagopgeleide jonge mannen uit Curaçao na).

De nakomelingen van de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders are here to stay, dus daar valt weinig politieke eer aan te behalen – behalve voor Geert Wilders. Over immigranten van Aziatische (Japan, China, Indonesië) of Europese afkomst klaagt eigenlijk niemand – behalve weer Wilders met zijn Polenmeldpunt.

Dus gaat het nu vooral over asielzoekers. En het debat is aanzienlijk verhard en verrechtst. De VVD had in de jaren zeventig nog respect voor rechtvaardigheid, ‘menselijke waardigheid’ en het internationale perspectief. De liberalen hadden toen meer waardering voor migranten dan linkse partijen, zo reconstrueren de broers Lucassen.

Nu moeten vluchtelingen op het gras in de open lucht slapen, scheiden we kinderen van hun ouders en pleitten VVD-prominenten als Henk Kamp openlijk voor het opzeggen van mensenrechtenverdragen. Die omslag binnen de partij kwam in december 1990, toen Frits Bolkestein bij een lezing in de Beurs van Berlage stelde dat de islamitische cultuur inferieur was aan de westerse. Bolkestein heeft sindsdien ontegenzeggelijk een grote rol gespeeld bij de verharding van het debat, maar het zou te veel eer zijn om de hele omslag in Nederland aan hem toe te schrijven. Er zijn tenslotte in vrijwel alle westerse landen populistische partijen ontstaan die zich tegen migratie, asielzoekers en islam keren.

De geschiedenis van immigratie in Nederland leert twee dingen: het gebeurt sowieso, en uiteindelijk komt het met elke groep nieuwkomers altijd goed. Dat zou een goede basis voor toekomstig beleid kunnen zijn. Lang niet alles is te plannen; je kunt bijvoorbeeld oorlogen met massale vluchtelingenstromen niet aan zien komen. Maar dat betekent niet dat de overheid machteloos staat. Er is nu een Staatscommissie Demografi sche Ontwikkelingen 2050 bezig, die eind van dit jaar advies moet uitbrengen. De Commissie komt niet met één advies over hoe Nederland er in 2050 uit zou moeten zien, maar met verschillende scenario’s – juist omdat immigratie en bevolkingsgroei zich zo lastig laten voorspellen. Dat zou rationelere beleidskeuzes mogelijk moeten maken – althans in theorie.

Het is in elk geval belangrijk om onderscheid te maken tussen asielzoekers en arbeidsmigranten. Van alle migranten die jaarlijks naar Nederland komen, vormen asielzoekers maar een kleine groep: vorig jaar 46.000 op een totaal van ruim 400.000 immigranten. Volgens het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) staat 2,7 procent van hen geregistreerd als verdachte, voornamelijk van diefstal. Dat is 1 procent van de geregistreerde verdachten in Nederland. Het gaat hier vooral om zogenoemde ‘veiligelanders’: jongemannen uit landen als Marokko, Tunesië en Algerije die geen enkele kans maken op asiel. De meeste asielzoekers komen uit landen als Syrië, Jemen en Eritrea, en hebben dus gegronde reden om hun geboorteland te ontvluchten.

 

Paradoxaal effect

Nederlandse politici blijven maar roepen dat ze met streng beleid asielzoekers willen afschrikken. Maar mensen die de hel van de oorlogen in Syrië of Jemen ontvluchten doen dat niet voor de lol; ze vrezen voor hun leven. Experts wijzen erop dat vluchtelingen helemaal niet kijken naar het beleid van individuele landen. Ze belanden meestal ergens bij toeval of omdat het op de route ligt. Mensen die nu vanuit Turkije of Afrika hiernaartoe vluchten in gammele bootjes weten dat het levensgevaarlijk is; er verdrinken elk jaar honderden, zo niet duizenden vluchtelingen. Wie dat aandurft, zal niet bang worden van stoere taal of van een lekkende tent in Ter Apel. Bij open grenzen gaan veel migranten terug

Overigens blijven verreweg de meeste vluchtelingen in hun eigen land of regio. Zo vangen Turkije en Libanon miljoenen Syriërs op. Westerse landen hebben uit verlicht eigenbelang beloofd die opvang te financieren, maar hebben slechts een deel van de benodigde miljarden overgemaakt. Nederland heeft zelfs bewust bezuinigd op dat budget.

De oplossing ligt voor de hand: financier fatsoenlijke opvang van vluchtelingen in de regio en zorg voor voldoende opvang in Nederland. De zogenoemde asielcrisis is veroorzaakt door Nederlandse politici die na het einde van elke golf vluchtelingen (Joegoslavië, Irak, Syrië) kortzichtig gaan bezuinigen op de opvang – totdat er weer paniek uitbreekt bij de volgende oorlog. Zorg voor een robuuste opvang, die snel en efficiënt opgeschaald kan worden. Het zou ook helpen als vluchtelingen al in de regio (bijvoorbeeld het Midden-Oosten) hun asielaanvraag kunnen indienen, zodat ze niet eerst hun leven hoeven te wagen in wrakke bootjes om Europa te bereiken.

De VVD was een grote voorvechter van gastarbeid

Over arbeidsmigranten moeten we veel rationeler gaan nadenken. Inwoners van de Europese Unie mogen zich hier sowieso vestigen. Voor de meeste mensen van buiten de westerse wereld is zich melden als vluchteling de enige manier om Europa legaal binnen te komen. Dat leidt tot de bekende verhalen over ‘gelukszoekers’, terwijl het gewoon mensen zijn die hier willen werken. Harde en gesloten grenzen zijn nu het antwoord. Maar die hebben een paradoxaal effect: ze zorgen ervoor dat migranten die hier binnen zijn gekomen nooit meer weggaan, ook al leven ze hier illegaal en in ellendige omstandigheden. Ze vrezen dat ze anders nooit meer kunnen terugkomen. De geschiedenis leert dat bij open grenzen veel migranten na verloop van tijd teruggaan naar hun eigen land.

Het zou verstandiger zijn om met gericht beleid geschikte arbeidsmigranten binnen te halen. Duitsland heeft eind juni een nieuwe migratiewet aangenomen, de modernste van Europa volgens minister van Arbeid en Sociale Zaken Hubertus Heil. De Duitsers komen door vergrijzing binnen een jaar of tien zeker 7 miljoen arbeiders tekort. De wet is geïnspireerd op het Canadese model, dat met punten werkt. Potentiële arbeidsmigranten kunnen punten scoren voor talenkennis, werkervaring en opleiding. Ook asielzoekers mogen de arbeidsmarkt op, en als ze een baan vinden krijgen ze een verblijfsvergunning. Arbeidsmigranten mogen ook hun familieleden laten overkomen – mits die zichzelf kunnen bedruipen, want een uitkering krijgen ze niet. Die verplichte economische zelfstandigheid zorgt ervoor dat migranten volwaardig bijdragen aan de maatschappij, zoals de Vlamingen en de hugenoten dat hier destijds ook al deden.

Hoe het Duitse model in de praktijk zal gaan werken is natuurlijk nog niet te zeggen, maar het is in elk geval constructief en een verademing vergeleken met de Nederlandse politiek.

Meer lezen uit dit nummer? Bestel hier uw exemplaar

Reacties

Gerelateerde artikelen

‘De spreidingswet is een waarschuwing voor Wilders’

‘Populistische schimmel heeft ons bestel aangetast’

Het boek vol sprookjes van Fortuyn

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.