‘Nederland loopt helemaal vast’

Door Maarten van Rossem en Mirjam Janssen • Foto's Sander Heezen

De waterkwaliteit is in gevaar, de energietransitie verloopt moeizaam en er is grote woningnood. Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving en stedenbouwkundige Wouter Veldhuis onderzoekt wat er misgaat in onze ruimtelijke ordening. ‘We zijn te veel economie in een te klein land aan het proppen.’

Uit Maarten! 2024-4. Bestel losse nummers hier of word abonnee

Hoe zit het met de woningbouw? Zijn er echt 900.000 huizen nodig?

‘Er zijn heel veel mensen op zoek naar een goede woning, dat klopt. Maar er zijn in principe genoeg huizen. En er zijn zeker genoeg vierkante meters. Laatst zei een architect: we hebben eigenlijk genoeg slaapkamers, maar te weinig voordeuren. Dat vond ik een mooie uitdrukking. Ook hier speelt het probleem dat de markt niet goed werkt. De markt creëert eigenlijk alleen maar grote tekorten, waardoor er meer waarde te halen is uit woningen die gebouwd worden. Ik denk dat de overheid hier weer een positie moet gaan innemen.

Als je terugkijkt op de grote woningcrises van de afgelopen honderd jaar – in de jaren dertig, maar ook in de jaren vijftig en zestig – dan zie je dat gemeentes vaak eigen woningdiensten oprichtten om snelheid te kunnen maken. Woningcorporaties werden ingezet als verlengstuk van de overheid. In de stadsvernieuwing was het heel gebruikelijk dat woningcorporaties en gemeenten panden aankochten en die vervolgens renoveerden. Dat was een enorm succes, maar zou nu worden gezien als ongewenst interfereren in de markt. Maar wat is daar mis mee als pandjesbazen er de kantjes vanaf lopen?’

Houdt de bouw voldoende rekening met demografische ontwikkelingen?

‘Eigenlijk is sprake van een tijdelijk gebrek aan passende woningen. Over twintig jaar komen er veel grote huizen van babyboomers vrij. Je moet dus voorkomen dat je nu eengezinswoningen gaat bouwen ten koste van waardevolle landschappen of gebouwen, terwijl er straks misschien geen tekort meer is.

Het huidige probleem is ook ontstaan door ingrepen in het recente verleden. Twee decennia geleden is bedacht dat we een groot deel van de verzorgingshuizen in Nederland wel kunnen slopen. Dat is een verschrikkelijke fout geweest, want het was waardevol vastgoed dat ook geschikt was geweest als studentencomplex of als appartementen voor starters. Toch zijn die gebouwen gesloopt en op veel plekken zijn er gezinswoningen voor teruggebouwd om snel geld te verdienen.

Inmiddels hebben we niet alleen een gebrek aan passende woningen, maar ook aan verzorgingstehuizen. Want het blijkt dat niet iedereen thuis kan blijven wonen of dat mensen na die periode van zelfstandig thuis wonen toch naar een verzorgingstehuis moeten.’

Wat zouden we dan moeten doen?

‘Bevorderen dat meer mensen in één huis gaan wonen. Door bijvoorbeeld niet meer te korten als je met twee inkomens gaat samenwonen. En door te bevorderen dat mensen weer onderhuurders in huis nemen. Een van de eerste wapenfeiten van minister van Volkshuisvesting Mona Keijzer is dat ze dat meer wil promoten.

[‘Ik moet er niet aan denken,’ moppert Maarten ertussendoor. ‘We hebben ooit een huurder gehad en die liet de douchebak op zolder overlopen. Al dat water kwam in de meterkast terecht.’]

‘Over twintig jaar komen er veel huizen van babyboomers vrij’

‘En als je dan toch gaat bouwen, doe het dan op plekken waar dorpen en steden er beter van worden. Er komen altijd bezwaren als je in een buurt woningen wilt bijbouwen, maar daar kun je mee omgaan. Ik maak al 25 jaar verdichtingsplannen en als je open in gesprek gaat met de bewoners, dan is er vaak meer mogelijk dan je denkt.

Ook bewoners snappen dat hun wijk er beter van wordt als je zorgvuldig woningen toevoegt. Dat dan bijvoorbeeld een bakker open kan blijven omdat er meer mensen komen die brood kopen. Of dat de speeltuin een onderhoudsbeurt kan krijgen omdat er meer vrijwilligers zijn.

Het gekke is dat dit soort kleine projecten nooit dezelfde aandacht krijgt als de grote Vinexwijken. Maar we hebben een inventarisatie gemaakt van vijftien jaar woningbouw in Nederland en ontdekten dat twee derde van de nieuwe woningen is gebouwd in bestaande wijken. Het gaat steeds om kleine aantallen, maar dat is juist de kracht, want het gebeurt echt overal in Nederland.’

Het aantal alleenwonenden neemt verder toe. Wat moeten we daarmee?

‘Je hebt twee grote gezondheidsrisico’s in onze moderne samenleving: eenzaamheid en obesitas. We leven een comfortabel en steeds individueler leven, maar daardoor bewegen we te weinig en praten we te weinig met anderen.

Bovendien zijn de afstanden naar werk, scholen en medische hulp de afgelopen honderd jaar steeds groter geworden. We moeten zorgen dat we weer zoveel mogelijk voorzieningen in de nabijheid van bewoners organiseren. Je ziet namelijk dat mensen in een isolement raken, met name in de buitengebieden.

Een plaats als Meppel heeft niet nog een uitbreidingswijk nodig, maar moet zorgen dat er meer leven in de brouwerij komt. En moet appartementen in de binnenstad bouwen, waar ouderen bij elkaar kunnen wonen. Gelijkgestemden zoeken elkaar toch graag op.’

U bent ook ambassadeur van het platform Ruimte voor Lopen. Waarom is dat nodig?

‘Omdat we te veel vanuit de auto denken. Als stedenbouwkundigen een nieuwe wijk moeten ontwerpen vragen ze eerst aan de gemeente hoeveel parkeerplaatsen er per woning moeten komen. Vervolgens worden alle woningen en parkeerplaatsen uitgetekend. Daarna kijken ze pas naar ruimte voor andere functies zoals groen, verblijfsruimte en ruimte voor voetgangers. Zo worden veel plannen gemaakt en dat is natuurlijk een rare manier van ontwerpen.

Je kan ook denken: laten we eerst eens zorgen dat iemand op een prettige manier zijn woning uitkomt. En vervolgens naar links en naar rechts, of recht vooruit een stukje kan lopen of fietsen. En dan misschien een keer de auto tegenkomt. In veel aantrekkelijke historische steden is dat het geval, maar in bijna alle Vinexwijken zijn huis en auto’s onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op het eerste gezicht ideaal, maar hierdoor ligt overal eenzaamheid en een ongezonde leefstijl op de loer.’

Maar veel mensen hebben echt een auto nodig en het ov is niet voor iedereen geschikt.

‘Dat is zo. Ik heb meegewerkt aan de vernieuwing van een buurt in Amsterdam met veel goedkope huurwoningen. Voor de bewoners worden mooie nieuwe sociale huurwoningen gebouwd, maar conform het gemeentelijk parkeerbeleid is er straks nog maar één parkeerplaats per tien woningen. Prachtig als je graag fietst naar je werk, maar veel van de huidige bewoners scharrelen hun inkomen bij elkaar met zzp-klussen als pakjesbezorger, stoelenmatter of klusjesman in de hele regio. Het resultaat is straks dat je dus wel betaalbare woningen hebt gebouwd, maar dat de mensen voor wie ze worden gebouwd hun geliefde buurt verlaten omdat er geen parkeerplaatsen meer zijn.

We zijn in Nederland gewend om te werken met het idee dat de regels voor iedereen gelijk moeten zijn, maar om mensen echt gelijke kansen te geven, moet je ze soms ongelijk behandelen en maatwerk leveren.’

Het betekent toch dat je, ik ga maar even discrimineren, van dat linkse idee af moet dat alles in het ov moet en dat de auto een misdadig artikel is waarvan we geen gebruik moeten maken.

‘Het slechtste wat ons kan overkomen is dat je een progressieve stad krijgt en een conservatief ommeland die elkaar de tent uit vechten. Als je buiten de grote steden woont, ben je voor veel dingen afhankelijk van de auto. Als je dan niet naar de stad kan, omdat je de hoofdprijs moet betalen als je met de auto gaat en het ov ook geen goed alternatief is, dan krijg je een tweedeling.

Een van de opgaven waar we op dit moment voor staan: hoe zorg je ervoor dat de steden waar compact leven, lopen en fietsen de norm zijn, goed verbonden blijven met alle omliggende kernen? Eigenlijk wil je een soort nieuwe toegangspoorten voor de stad. Het moeten een beetje feestelijke plekken zijn waar je voelt dat je wordt verzorgd en ontvangen. En vanwaar je snel door kunt naar je bestemming.

Als je een half uur bij een treurige bushalte moet staan, doe je dat niet. Ik heb wel eens een foto gemaakt van de tramhalte bij Westraven. En daaronder gezet: dit is dus een plek die voor mensen ontworpen is. Nou ja, dat zie je er niet aan af.’

Hoe kijkt het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs aan tegen migratie? Moeten we die stoppen?

‘Amsterdam zou een krimpende stad zijn zonder migratie. De staatscommissie-Van Zwol heeft een rapport uitgebracht dat verschillende scenario’s schetst en een soort middenkoers bepleit, een sturing op kwalitatievere migratie. Maar de vraag is of dat eigenlijk wel kan. Zolang Nederland inzet op groei en welvaart, blijven mensen op ons afkomen.

We zijn te veel economie in een te klein land aan het proppen. En zolang je dat blijft doen, blijven er heel veel migranten komen om de arbeid te verrichten die we zelf niet willen doen en waartoe we straks niet meer in staat zijn, omdat we te oud worden. Maar we hebben nu al te weinig ruimte voor fatsoenlijke huisvesting van alle arbeidsmigranten.

Dus de wal gaat het schip keren. Dat gebeurt nu al in de gezondheidszorg en het onderwijs, maar het gebrek aan arbeidskracht zal zich als een olievlek uitbreiden naar alle andere sectoren van onze samenleving. Het land loopt helemaal vast.’

Is Nederland vol?

‘Nee, Nederland is vol met belangen. Maar Nederland heeft heel veel ruimte, ook omdat we de afgelopen honderd jaar steden redelijk compact hebben gehouden. We hebben bijvoorbeeld in de jaren tachtig de detailhandel niet de ruimte gegeven overal grote shoppingmalls buiten de steden neer te zetten. Een briljante zet die toentertijd werd verafschuwd door de vastgoedbeleggers, maar ons nu heel veel maatschappelijke winst oplevert.

In Amerika staan veel shopping malls nu leeg, en in Duitsland en Frankrijk ook. Als je met Amerikanen een fietstocht maakt van Amsterdam naar Weesp of Muiden, dan zijn ze verbaasd dat er in die steden zoveel leuke dingen zijn. Je hebt heel Dallas nodig om de levendigheid van Weesp, met winkels en cafeetjes, te kunnen evenaren.’

Nederland maakt grote plannen, zoals de Lelylijn van Lelystad naar Groningen. Hoe kijkt u daar tegenaan?

‘We hebben in Nederland de afgelopen twintig jaar wel over projecten gepraat, maar nooit over een visie. Er is veel enthousiasme over het project Lelylijn, maar draagt dit project wel bij aan een wenselijke toekomst voor Nederland? Ik kan me best voorstellen dat het een nuttig project is, maar dan moeten we dus eerst eens bedenken waar we naartoe willen met ons land.

‘Amsterdam zou een krimpende stad zijn zonder migratie’

Bovendien liggen er ook enorm veel kansen om eerst de bestaande verbindingen beter te benutten. Toen de lijn Amsterdam-Eindhoven van twee naar vier sporen werd gebracht, kregen alle stations en steden erlangs een enorme push. Als het om een internationale spoorverbinding gaat, ligt het meer voor de hand om de verbindingen van de Randstad naar het oosten, via Twente en Arnhem, te versterken dan te gokken op een snelle internationale verbinding naar Noord-Duitsland via Groningen.

Daar is geen reden voor. Als je naar het Duitse spoornetwerk kijkt, dan lopen de spoorlijnen helemaal niet via Bremen, zoals de Lelylijn veronderstelt, maar via Osnabrück en Duisburg. Die twee steden zitten als een soort spin in het web. Dus daar wil je snel zijn vanuit Nederland, dan kan je in Duitsland alle kanten op. Zo moet je naar dat soort infrastructuur kijken, dus op Europees niveau.’

En dan Lelystad Airport. Moeten we daarmee doorgaan?

‘Lelystad Airport is een heel slecht idee.’

Maar er is al zoveel in geïnvesteerd, zeggen de voorstanders.

‘Een vergissing uit het verleden is nooit een reden om door te gaan. We hebben ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie gebouwd. Dat is een van de domste beslissingen ooit geweest, maar daar moppert niemand meer over. De linie is nu UNESCO Werelderfgoed.

Maar goed, Schiphol zelf is al problematisch. De afgelopen jaren zijn steeds meer reizigers uit Engeland Schiphol gaan gebruiken als vertrekpunt voor intercontinentale reizen. Dat komt doordat London Heathrow geen groeiruimte meer heeft.

Je kan je afvragen of dat een businessmodel is waar wij gelukkig van worden: de geluidsproblemen van andere landen opvangen in ons eigen dichtbevolkte land. We moeten niet vergeten dat gezonde lucht en stilte, dus geen geluidsoverlast, ontzettend belangrijk zijn voor ons welzijn.’

Het kabinet-Schoof lijkt het aantal vluchten weer op te rekken.

‘Dat kan het kabinet wel willen, maar dat is onmogelijk. We zitten op alle fronten aan de grenzen van de groei. De veeteelt loopt vast, de drinkwaterwinning loopt vast, de energielevering loopt vast, de luchtkwaliteit is ondermaats en er is veel te veel geluidsoverlast. Dus of het kabinet wil of niet: er is geen ruimte meer voor meer vluchten op Schiphol en krimp lijkt onvermijdelijk als de technologie van de luchtvaart niet heel snel verandert. En die kans is nihil.

Je moet bij beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening eigenlijk honderd jaar terug en honderd jaar vooruit denken. Als je dat doet, zie je dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat een van de grootste luchthavens van Europa in het dichtstbevolkte deel van Nederland ligt. Nu weten we niet beter, maar de kans dat de wereld er over honderd jaar heel anders uitziet is enorm.’

Wat zijn belangrijke mijlpalen als we terugkijken?

‘De woningwet van 1901 was een ijkpunt, bedoeld om de bouw van goede woningen te bevorderen. Ook de komst van woningcorporaties in de jaren twintig en dertig was belangrijk, maar pas in de jaren vijftig begonnen die echt productie te draaien. Het is belangrijk om je te realiseren hoelang het duurt om grote ruimtelijke-ordeningsprojecten voor elkaar te krijgen.’

Maar dat langetermijndenken mislukt vaak. Neem de elektrificatie. Daar praten we al jaren over, maar toch is de infrastructuur er nog steeds niet.

‘Het is vooral de laatste decennia misgegaan. Na de oorlog kregen we een verzorgingsstaat die eigenlijk precies wist wat ze moest doen voor de samenleving. Maar in de jaren tachtig en negentig is dat vastgelopen. Sindsdien krijgt de markt alle ruimte om oplossingen te leveren voor maatschappelijke vraagstukken: het was de verwachting dat de markt het capaciteitsprobleem in het elektriciteitsnetwerk zou oplossen. Maar de markt kan dat soort dingen helemaal niet zelf oplossen. De markt heeft een stevige overheid nodig.’

Zou de markt wel de problemen met de waterkwaliteit kunnen oplossen?

‘Nee, ook niet. Drinkwaterwinning is gelukkig nog niet geprivatiseerd, maar daar is wel over gesproken. Het is niet doorgegaan omdat het in Engeland een puinhoop was geworden.

Toch wordt de kwaliteit van het drinkwater ook in Nederland over tien jaar een groot probleem. Huishoudens verbruiken te veel water, bijvoorbeeld door lang te douchen. En de industrie en landbouw zorgen voor onnodige vervuiling van zowel het oppervlaktewater als het grondwater. Dus om te beginnen moeten we leren om te gaan met schaarste.’

U zegt nu wel dat de waterkwaliteit slecht is, maar in Amsterdam zwemmen ze in de grachten.

‘Ik zou daar zelf niet in gaan zwemmen, maar het kan inderdaad wel zonder meteen ziek te worden. Sinds de voltooiing van het rioleringsstelsel is de bacteriële verontreiniging van ons oppervlaktewater enorm verbeterd. Maar er zijn veel nieuwe vormen van vervuiling die niet langs de rioolwaterzuivering komen: zware metalen, medicijnresten, microplastics en nieuwe kunststoffen zoals PFAS.

In een groot deel van Nederland pompen we drinkwater uit het oppervlaktewater. Dat komt uit de rivieren en is op dit moment nog redelijk goed schoon te maken. Maar het wordt wel steeds moeilijker. Het echte probleem zit op plekken waar het uit de bodem wordt opgepompt, zoals in Utrecht uit de Heuvelrug. Dat water is honderden jaren oud en dat begint op te raken. De bronnen drogen steeds verder op en vermoedelijk zal de concentratie van vervuiling de komende decennia snel oplopen omdat de vervuiling steeds dieper de bodem in zakt.’

Hoe kunnen we dit soort problemen oplossen?

‘We zouden meer met buurlanden moeten samenwerken. Op het gebied van natuur en water heeft het eigenlijk alleen maar zin om naar de gehele delta van Rijn, Maas en Schelde te kijken. En die reikt tot diep in Duitsland, België en Frankrijk. Veranderingen in deze landen hebben directe gevolgen voor Nederland, en omgekeerd.

‘De markt heeft een stevige overheid nodig’

Neem de kanalisering van de rivieren in Duitsland: die heeft ervoor gezorgd dat het water steeds sneller en na een zware regenbui ook in steeds grotere hoeveelheden door de Rijn stroomt. Het overstromingsgevaar dat hierdoor in Nederland ontstaat, kan beter voorkomen worden door in Duitsland het regenwater langer te vast te houden. En dat geldt niet alleen voor natuurlijke systemen maar ook voor energiesystemen.

Neem bijvoorbeeld Chemelot in Limburg. Dat is een enorm chemisch cluster en enorm energie-intensief. Nederland is grote investeringen aan het voorbereiden om windenergie van de Noordzee in de toekomst helemaal naar Chemelot te krijgen, maar 20 kilometer over de grens ligt een van de grootste elektriciteitscentrales van Duitsland. Voorlopig draait die nog op bruinkool, maar daar gaan ze mee stoppen. Maar de kans dat het op lange termijn een belangrijk energieknooppunt blijft in Duitsland, is levensgroot.’

Dus ook de energie-infrastructuur zou Europees moeten zijn?

‘Ja, en die is het eigenlijk al. We voeren nu een debat over kernenergie. Maar het feit is dat een deel van onze energie uit Frankrijk komt, uit hun kerncentrales. Dus ook wij gebruiken Franse kernenergie als wij een lampje aanzetten. We moeten ons er veel meer van bewust zijn dat problemen en oplossingen internationaal samenhangen. En dat doen we echt te weinig.

Laatst concludeerde de Deltacommissaris in een rapport dat Nederland in staat is om 5 meter zeespiegelstijging aan te kunnen: pompen verzwaren, ruimte maken voor rivieren en waterberging, zand opspuiten, misschien niet meer op de allerlaagste punten bouwen, en dan komen we er wel.

Maar als de zeespiegel hier met 5 meter is gestegen, betekent dit dat talloze economieën in delta’s elders in de wereld, in Afrika, Amerika en Azië, verdwenen zijn. En dat de wereld er door de ingrijpende klimaatveranderingen totaal anders uit zal zien: een onvermijdelijke herschikking van de wereldorde die ons niet ongemoeid zal laten. Je kunt Nederland niet als een afzonderlijk natiestaatje zien, veilig achter de eigen hoge dijken.’

CV

Wouter Veldhuis (1971) is Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving voor het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs. Dat geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de overheid over ruimtelijke vraagstukken. Iedere vier jaar komt er een ander college, dat een eigen agenda mag opstellen. Veldhuis studeerde in 1996 af aan de TU Delft als architect en stedenbouwkundige. Sinds 1997 is hij directeur van stedenbouwkundig bureau MUST. Sinds 2020 is hij ambassadeur van het platform Ruimte voor Lopen.

Reacties

Gerelateerde artikelen

‘Blinde marktwerking is ideologische luiheid’

Hoe komen we uit de woningcrisis?

De hoogbouwlobby kletst maar wat

Welkom bij Maarten!

Maarten van Rossem is 's lands bekendste historicus en Amerikadeskundige. Hij is een veelgevraagd commentator op radio en tv en heeft een eigen blad: Maarten!. Verwacht diepgravende interviews, scherpe analyses en verrassende opinies.

Maak nu gratis kennis met onze journalistiek. In dit dossier hebben wij de mooiste verhalen uit ruim tien jaar Maarten! gebundeld. Lees bijvoorbeeld waarom Baudet gelijk heeft als hij zegt Fortuyns erfgenaam te zijn, wat Maarten van het Nederlandse onderwijs vindt en hoe Amerika het IS-monster gecreëerd heeft.

Wilt u de beste verhalen uit Maarten! in uw mailbox ontvangen? Meld u dan aan voor onze gratis nieuwsbrief.